Twee mannen

Nu ik het er toch over heb: er gaat zelfs bijna geen dag voorbij dat je geen nieuw Mooi Mens leert kennen.
Vandaag en gisteren waren van die dankbare dagen.


Gisteren. Ik ging iets eten, maar vooral drinken, in een onooglijk café in een uithoek van de stad. Direct bij binnenkomst wist ik al dat ik ervan zou houden. Het rook er naar een mengeling van natte hond, verschaald bier en te lang gedragen wollen trui, en er stond een doodenge aangeklede pop.
Gelukkig was er ook een terras. Daar woekerden de bomen en planten zo wild tussen de tafeltjes door en over de veranda heen, dat ik me even in het regenwoud waande. Van de kaart (een stukje geplastificeerd papier, zonder noembare reden in de vorm van een krab) koos ik lasagna. En bier, natuurlijk.
Binnen achter de bar stond de Eerste Man. Hij zag eruit of de muffe geur best eens van hem kon komen. Een paar vrolijke pieken te lang haar lagen op zijn hoofd, en met een heerlijk gemoedelijk tempo schuifelde hij rond achter de bar. Niemand in het drukke café had haast. De bestellingen werden in een smoezelig schriftje gekrabbeld, en af en toe stopte hij even zijn voornaamste bezigheden achter de toog om een stoffige cd of lp op te zetten.
Hoeveel jaren zou deze hippie daar al staan? Hopelijk nog 100. En hoe zou hij het vinden dat de gemiddelde bezoeker inmiddels 40 jaar jonger is dan hij zelf? Hopelijk houdt het hem alleen maar jong en ondeugend. Zijn twinkelende ogen doen het vermoeden.


Vandaag. Ik moet naar een nieuwe tandarts, voor het eerst in mijn ‘nieuwe land’ namelijk. Nooit leuk, eeuwig uitgesteld, dat idee. In de wachtkamer pik ik gretig één van de uitgestalde tubes tandpasta. Dan ben ik in ieder geval niet alleen voor de gruwelijke pijn en angstaanjagende betaling gekomen. Het pand ziet er alvast veel te chique uit, met torenhoge plafonds en gouden kroonluchters.
Maar daar is hij gelukkig, in zijn kenmerkende lange witte jas en met uilenbrilletje op de neus: de Tweede Man.
Hij maakt de praatjes die hij altijd maakt, maar vol goede zin en overgave. Over Nederland en de tandartsen daar, mijn werk hier, mijn studie. “Ah, psychologie! Dan ga je me nu zeker volledig analyseren…” Een meester in knipogende opmerkingen en schalkse blikken, die tandarts. Dankbaar begint hij even later het liedje te zingen dat mijn naam bevat (ja, helaas, dat is er), en bij het zien van mijn adres wordt het al helemaal te dol. “Dan wonen we bij elkaar om de hoek! We moeten maar eens een terraske pakken, dan kun je mijn ziel doorgronden.”
Mijn gebit is bijna perfect, vertelt hij me vrij snel, als een trotse vader. De printer hapert en spuugt mijn bon maar half uit. “Goedverdoeme!” Even is zijn jolige bui ver weg. Dan grijnst hij weer breed naar me. “Sorry voor het vloeken.” Het geeft niks.
Een tandarts als een dronken vent in de kroeg. Zou hij tegen alle jonge meisjes zo praten? Ik hoop het stiekem niet. Zou ik hem eens tegenkomen in onze buurt? Ik hoop het stiekem wel.

Twee dagen, twee mannen, twee karikaturen eigenlijk. Toch bestaan ze, en ik kom ze tegen. Mooi. Morgen weer een dag.

2 thoughts on “Twee mannen

Leave a comment